Overige dieren
Het grootste dier en het dier waardoor bij het zien iedereen meteen vertederd is, is de ree. De ree behoort tot de herten. Het grotere edelhert dat op de Veluwe voorkomt leeft niet in Drenthe. Reeën leven er des te meer. Voor de jaren ’40 kwam de ree in Drenthe maar betrekkelijk weinig voor.Voordat Westerbergen omgebouwd werd tot vakantieoord kwamen de reeën het gehele jaar door in het bos voor. In de wintermaanden is het zeker niet onmogelijk dat men al wandelend door het bos achter het hoofdgebouw één of meer reeën in het struikgewas ziet. Het lijkt erop dat zij dan minder schuw zijn dan in de zomer. Toch komen ook ’s zomers reeën op Westerbergen voor en zelfs vlakbij de bungalows. Dit gebeurt dan ’s nachts.
In de zomer verbergen de reeën zich in het dichte bos. In de staatsbossen aan de overzijde van de spoorlijn komt men ze ook ’s zomers, hoewel zelden, tegen. De meeste kans om reeën te zien heeft men bij het begin van de schemering en wel bij de vennen en stukjes aan het bos grenzend weiland. Bij de vennen komen zij om te drinken en op de weilanden om gras te consumeren.
Het belangrijkste wapen dat de ree heeft tegenover zijn vijanden is de vlucht. Het is ongelofelijk met wat voor snelheid hij zich door het open veld kan bewegen. Ook echter in het bos weet hij zich met grote behendigheid door het dichte kreupelhout heen te werken. Hardlopend en dan in een aantal van enige bij elkaar is wel het mooiste wat men van de reeën kan zien.
Een dier dat men meer ziet is het wilde konijn. Veel gelijkend op zijn tamme soortgenoot is het niet nodig een beschrijving te geven hoe een konijn er uit ziet. De wilde konijnen zijn van boven bruin van kleur, soms op het zwarte af. Zij komen in grote hoeveelheden op Westerbergen voor. Het kan voorkomen dat men ze van zeer dichtbij kan zien. Konijnen kunnen namelijk net als jonge honden op een bijzonder aardige manier met elkaar spelen en stoeien. Zij zijn dan zo in hun spel verdiept dat zij totaal geen aandacht meer hebben voor hun omgeving zodat men dichtbij kan komen.
Konijnen zijn planteneters. Net als de reeën zijn zij verzot op jonge boompjes en in het bijzonder weer op de knoppen. Jonge dennetjes en sparretjes blijven door hun puntige naalden voor de reeën gespaard, doch konijnen schijnen er een genoegen in te hebben de boompjes uit de grond te rukken en er dan verder niks mee te doen.
Konijnen worden nogal eens verward met hazen. Deze zijn veel langer en hebben ook langere oren. De haas houdt zich meestal op in weilanden en bouwland en komt op Westerbergen niet zo veel voor.
Een aantrekkelijk dier is de egel, soms ten onrechte stekelvarken genoemd. Het stekelvarken is een heel ander dier dat in Nederland niet voorkomt. De egel is zo aantrekkelijk, omdat hij bij nadering van mensen meestal niet wegloopt maar zich oprolt met al zijn stekels recht overeind en zijn kop onder het lichaam duwt. De stekels zijn scherp, zodat het niet mogelijk is de egel met blote handen op te tillen. Ziet een roofdier kans de egel op zijn rug te rollen, zodat zijn buik boven komt, dan is de egel verloren.
Is men bij een opgerolde egel gekomen dan is het zaak enige minuten doodstil te wachten. De stekels gaan dan langzaam naar beneden en op een gegeven ogenblik komt het spitse kopje van onder de buik tevoorschijn. Bij de minste beweging of bij enig geluid rolt hij zich weer pijlsnel op.
De egel voedt zich voornamelijk met veldmuizen, jonge konijnen, rupsen, slakken, wormen, kevers enz. In de winter ziet men de egel niet. Hij graaft zich in en houdt een winterslaap.